Sinds 2024 is de Omgevingswet van kracht. De wet bepaalt dat alle gemeenten een Omgevingsvisie op moeten stellen. Deze visie moet worden uitgewerkt in één allesomvattend Omgevingsplan voor de hele gemeente. De wet brengt alle regels samen voor het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Dit strekt verder dan pure ruimtelijke relevantie. Het gaat ook maatschappelijke zaken als kwaliteit, veiligheid en bescherming.
Nadat de omgevingsvisie is vastgesteld moeten gemeenten het tijdelijke omgevingsplan van rechtswege (de voormalige bestemmingsplannen) omzetten naar een definitief omgevingsplan. Ook gemeentelijke monumenten moeten daarin opgenomen worden.
De Omgevingswet betekent vooral een stelselwijziging, waarbij de bestuursstijl zal veranderen. De gebruiker staat centraal, wat inhoudt investeren aan het begin van het proces: Samen oplossingen zoeken in vertrouwen en ruimte laten voor privaat en/of publiek initiatief. Bij de meeste plannen gaat het om een belangenafweging en er is dus een integrale aanpak nodig.
De systematiek van de Omgevingswet maakt het mogelijk alle aspecten ‘aan de voorkant’ bij elkaar te brengen. Daar ligt het moment voor maatwerk. Naast individueel maatwerk vragen complexere, lokale problemen om gebiedsgerichte maatwerk. Binnen duidelijke regels is er veel ruimte voor flexibiliteit. Verschillende gebieden vragen immers om verschillende regels (ruimte in regels).
Het individuele en gebiedsgerichte maatwerk, tezamen met de andere ruimte in de regels moeten wel voldoen aan het eindbeeld, de normen en de goede leefomgeving. Dit alles dus in een procedure van vermindering regeldruk, waarbij kwaliteit (duurzame ontwikkeling) en bescherming van kwetsbare belangen geborgd zijn.
Het omgevingsplan
De plicht om dit plan elke tien jaar te actualiseren komt te vervallen. De bevoegdheid voor het wijzigen van het omgevingsplan kan door de raad aan het college worden gedelegeerd. In het omgevingsplan zijn verschillende soorten regels opgenomen: locatieontwikkelingsregels en overige regels. Regels over het uiterlijk van de bouwwerken moeten in beleidsregels worden uitgewerkt, vast te stellen door de raad of het college.
Locatieontwikkelingsregels zijn regels die functies toedelen aan locaties, waarvan de werking door geometrische plaatsbepaling is beperkt tot die locatie. Ook het beschermen van een gemeentelijk monument gaat middels een locatieontwikkelingsactiviteit.
De bescherming van een pand als gemeentelijk monument kan worden gerealiseerd door in het omgevingsplan bouwwerken de functie te geven van monument en te verbieden dat het monument zonder omgevingsvergunning gewijzigd wordt.
Dit biedt de mogelijkheid om bouwkundige werkzaamheden aan deze panden vergunningplichtig te maken: Zowel voor veranderen van buiten en binnenkant als voor bouwkundig veranderen en slopen. Locatieontwikkelingsregels zijn appellabel. Er kan bij een buitenplanse omgevingsvergunning altijd van worden afgeweken.
Het voorbereidingsbesluit blijft een instrument voor voorbescherming van gemeentelijke monumenten. De overige regels zijn niet appellabel, er kan alleen van worden afgeweken als de regels daar zelf in is voorzien.
Daarnaast zijn er andere mogelijkheden om cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te beschermen. Bijvoorbeeld door het toekennen van de functie cultuurhistorisch waardevol en te verbieden de bouwwerken zonder omgevingsvergunning te slopen. Waardevolle terreinen, houtwallen, wegen en landschapselementen kunnen worden beschermd door te bepalen dat het niet mogelijk is om deze te kappen, wijzigen, verleggen of veranderen zonder omgevingsvergunning.
Welstand
De wet gaat over sturen op de hele kwaliteit van de leefomgeving en duurzame ontwikkeling, maar wie beoordeelt wat kwaliteit is? Wil je maatwerk leveren dan betekent dit per definitie dus verschillen per gemeente. De verschillen zitten echter wel binnen de kaders die de wet geeft. In de AMvB’s komen regels voor minimale kwaliteit. Het voorbeeld van cultureel erfgoed wordt genoemd. Het is ook aan de gemeente om zelf te besluiten een excessenregeling voor welstand in te stellen.
Artikel 17.9 regelt de Adviescommissie. De gemeente kan er voor kiezen dat advisering verder gaat dan alleen over monumentenplannen, maar over alle plannen van enige omvang. De adviezen van de commissie, te geven in een vroeg stadium, ondersteunen, dagen uit en verleiden. Dit werkt anders uit dan een beoordeling in een latere fase waarop een negatief advies volgt.
Cultureel erfgoed
Gemeenten zijn verplicht rekening te houden met cultureel erfgoed. Dit betekent dat gemeenten het aanwezige erfgoed moeten inventariseren en waar nodig beschermen via het omgevingsplan (art. 2.28). Deze instructieregels komen tegemoet aan de Verdragen van Granada en Valletta. Het is aan de gemeente om nader te bepalen hoe zij hier invulling aangeeft. Zo blijft een vergunningplicht voor slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen in het omgevingsplanmogelijk.
Beschermd stads- of dorpsgezicht
De aanwijzing volgens nu nog de Monumentenwet wordt vervangen door het geven van een instructie (art. 2.34). Voorafgaand aan het geven van de instructie vindt er overleg plaats met de gemeente, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Het bestuurlijke overleg wordt bij AMvB geregeld.
Hier zijn vergunningsvrije activiteiten aan een zwaarder regime onderworpen.
Handhaving
Als de beoogde kwaliteit van de leefomgeving dreigt niet te worden gehaald, kan handhavend worden opgetreden.
Adviescommissie
De gemeente stelt een adviescommissie in (art. 17.9), die primair adviseert over een rijksmonumentenactiviteit. Tenminste enkele leden zijn deskundig op het gebied van de monumentenzorg, en wel deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratie, landschap en stedenbouw. De advisering is transparant en de adviezen worden gemotiveerd. Dit alles vast te leggen in het Reglement op de Adviescommissie. De gemeente kan desgewenst ook andere taken geven aan deze commissie (advisering omgevingsplan c.q. herinrichtingsplannen, complexe plannen). Dergelijke adviezen kunnen echter ook gevraagd worden aan andere instanties.
Omgevingsvergunningplichtige activiteiten en Beoordelingsregels
Het voorgenomen Besluit Kwaliteit Leefomgeving stelt specifieke beoordelingsregels. Wanneer mag of moet de gemeente de vergunning verlenen of weigeren. Een bouwplan kan verschillende vergunningplichtige activiteiten omvatten en worden dan ook getoetst op meerdere sets van beoordelingsregels. Een rijksmonument wordt bijvoorbeeld getoetst aan de beoordelingsregels voor monumenten en mocht het plan een afwijking betekenen van het omgevingsplan dan wordt ook getoetst aan de beoordelingsregels voor afwijken. Alle beoordelingen moeten op iedere punt positief zijn.
Participatie en Communicatie
Idee is dat wanneer vroeg in het proces goed wordt samengewerkt er betere plannen komen er meer draagvlak zal zijn met als gevolg ook minder vertraging. Hoe je participatie regelt is ook maatwerk. De wet legt de wijze van communiceren niet vast, maar de gemeente zal wel moeten aangegeven hoe zal worden gecommuniceerd. Ook geeft het bevoegd gezag aan hoe bij het omgevingsplan, de omgevingsvisie en het programma bestuursorganen met de inbreng van burgers en bedrijven is omgegaan.
Digitalisering
ICT zal het bereiken van de burger en vice versa eenvoudiger maken. In de toekomst is het nog belangrijker de informatie over monumenten en erfgoedwaarden digitaal te ontsluiten. De werkgroep de Data Beet richt zich op het registreren van monumenten.
Voor meer informatie: Matthijs Burger, gemeente Leiden.
Nuttige folders en brochures:
> Handreiking begrippenkader Cultureel Erfgoed onder de omgevingswet (RCE)
> Handreiking Erfgoedverordening en omgevingsplan (VNG, bevat voorbeeldregels omgevingsplan).
> Voor digitale registratie van monumenten: zie werkgroep Data-beet.